- donder
- {{donder}}{{/term}}1 [onweer; ook als krachtterm] tonnerre 〈m.〉2 [lichaam] carcasse 〈v.〉♦voorbeelden:1 daar kun je donder op zeggen • c'est moi qui vous le disdat gaat je geen donder aan • et ta soeurik snap er geen donder van • je nage complètementhet kan me geen donder schelen • je m'en fiche comme de l'an quarante2 met zijn dikke donder • avec sa grosse carcasseiemand op zijn donder geven • 〈uitbrander〉 passer un savon à qn.; 〈slaag〉 donner une raclée à qn.op zijn donder krijgen • 〈uitbrander〉 se faire incendier; 〈slaag〉 se faire casser la gueule¶ een arme donder • un pauvre diableom de (dooie) donder niet! • jamais de la vie!kom hier voor de donder! • viens ici, tonnerre!
Deens-Russisch woordenboek. 2015.